Broeder Leo en Broeder Joannes
Baron Ruzettelaan 419, Assebroek
Broeder Leo en broeder Joannes, beiden geboren in Sleidinge, waren samen met medebroeder Maximus en met Gaston Roelandts betrokken in verzetsactiviteiten. De Duitsers kwamen de groep op het spoor. Roelandts en broeder Leo werden geëxecuteerd, broeder Joannes stierf in Duitse gevangenschap, broeder Maximus kon uit handen van de Duitsers blijven. Het verhaal ligt gevoelig, ook vandaag nog. Net daarom vinden we het nodig om het hele verhaal te vertellen, op een zo objectieve en inclusieve manier als mogelijk is.
De broeders en hun verzetsactiviteiten
Maurice Steyaert werd geboren te Sleidinge op 23 november 1901 als oudste zoon van Henri en moeder Emma Maria Wijnsberge. Zijn vader was wever van beroep. Maurice werkte als landarbeider en deed op 20-jarige leeftijd zijn dienstplicht. In 1935 trad hij in als lekenbroeder in de benedictijner abdij te Steenbrugge onder de naam broeder Leo. Albert De Backer was 15 jaar jonger dan zijn dorpsgenoot. Hij werd geboren op nieuwjaarsdag 1916, ook te Sleidinge. Zijn vader was Jules, moeder Maria-Ludovica de Ruyter. Ook hij trad in bij de benedictijnen te Steenbrugge als lekenbroeder, onder de naam Joannes.
Beide lekenbroeders werkten in de boerderij van de abdij, die iets ten noorden van het hoofdgebouw van de abdij ligt. Ze kenden uiteraard hun buren, waar Gaston Roelandts er één van was. Roelandts was een gekende figuur in Assebroek. Hij was de eigenaar van een olieslagerij en woonde naast de abdij, vlakbij de brug van Steenbrugge. Hij kwam regelmatig in de abdij. Roelandts verzamelde in het begin van de bezetting wapens en munitie en op vraag van Gaston Roelandts verborgen de drie broeders wapens, munitie en een radiozender in de abdij.
Het inlichtingennetwek Brave-Bravery
Gaston Roelandts was ook actief in het inlichtingennetwerk Brave-Bravery. Dat netwerk was actief van november 1941 tot november 1942, eerst onder de naam ‘Brave’, daarna als ‘Bravery’. Het netwerk werd opgericht en geleid door twee door Londen uitgestuurde agenten, Albert Stainier (alias ‘Brave’) en na diens arrestatie door Edouard Cleeren. Cleeren had de opdracht de sector West- en Oost-Vlaanderen te leiden en om een radioverbinding met Londen te onderhouden. Het netwerk had ook contacten in Moeskroen, onder meer via onderpastoor Emmanuel de Neckere, en in de streek van Lokeren-Dendermonde, via onder meer een Benedictijnermonnik Alois De Meirsman. Cleeren werd aangehouden toen een Abwehr-agenbt, Holemans, in het netwerk kon infiltreren. Dankzij zware foltering kwamen de Duitsers op het spoor van ruim driehonderd betrokkenen en werd het netwerk stelselmatig ontmanteld. Veertig agenten konden niet aan arrestatie ontsnappen, meer dan twintig overleefden de oorlog niet. Acht leden van het netwerk, waaronder Emmanuel de Neckere, werden op 10 november 1942 gefusilleerd op de plek in het Tillegembos waar nu het ‘Kruis der gefusilleerden’ staat.
Uit een overgebleven sector van het netwerk Brave-Bravery groeide begin 1943 het netwerk Zig, dat geleid werd vanuit het landgoed van de familie Jooris in Wingene. Frédéric de Penaranda de Franchimont (schuilnaam ‘Stromboli’) was sector-chef in Brugge en ook meester-spion Roger Morsa behoorde tot het Zig-netwerk.
Controverse over de arrestaties
De manier waarop de activiteiten van Gaston Roelandts en de broeders werden ontdekt door de Duitsers, is niet volledig opgehelderd en onderwerp van controverse. We gaan ervan uit dat de belangrijkste reden voor het feit dat de Duitsers ook Roelandts en de broeders op het spoor kwamen, ligt in de ontmanteling van het netwerk Brave-Bravery. Andere, meer zichtbare elementen, zullen hoogstens wat vermoedens bevestigd hebben. De Duitsers zorgden er steeds voor dat het voor de buitenwereld niet duidelijk was hoe ze verzetsmensen op het spoor kwamen om hun infiltranten en verklikkers niet te ontmaskeren. Daardoor is in de jaren na de oorlog wellicht te veel nadruk komen te liggen op die andere, voor de direct betrokkenen meer zichtbare elementen. Zo staat op enkele plekken in de literatuur te lezen dat Gaston Roelandts niet voldoende discreet was over zijn verzetsdaden. Uit een krantenbericht (Brugsche Courant, 29 maart 1947) over het proces tegen een aantal leden van de Brugse politie die tegelijk ook lid van het VNV waren en informatie doorgaven aan de Duitse inlichtingendiensten, weten we dat de Duitsers het netwerk op het spoor waren en dat ze de abdij bespiedden. In de biografie van Dom Modest Van Assche is te lezen dat hij in de periode voor en na de arrestaties contact had met de Brugse politie. Dat is niet verrassend: Van Assche was immers verantwoordelijk voor het beheer van de abdij en zou vroeg of laat in de affaire betrokken of ondervraagd worden. Van doelgerichte verklikking is in deze geen sprake: al deze elementen zullen wat de Duitsers al wisten hoogstens bevestigd of gedetailleerd hebben.
Dom Modest Van Assche
Dom Modest Van Assche was geboren in Erembodegem, op 18 mei 1891. In 1903 trad hij in als novice, in 1913 werd hij tot priester gewijd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij als brancardier en aalmoezenier in het Belgisch leger. Na de oorlog keerde hij terug naar de abdij, waar hij in 1932 tot abt werd verkozen. Hij was in het interbellum actief in de Liturgische, de Vlaamse en de Vredesbeweging. Hij was een bekende figuur, had vele contacten en stond bekend als Vlaamsgezind. Ook tijdens de oorlog had hij regelmatig contacten met vrienden als Frans Daels of met een bekende als de Brugse VNV-oorlogsburgemeester Jef Devroe.
Na de bevrijding werd Modest Van Assche aangehouden, op verdenking van verklikking. De abt had een zwakke gezondheid en verdroeg de omstandigheden waarin hij werd vastgehouden niet: hij kreeg een zenuwinzinking en werd uiteindelijk opgenomen in het Sint-Janshospitaal, waar hij op 30 oktober 1945 overleed. Door zijn overlijden is het nooit tot een proces gekomen, de beschuldigingen tegen Van Assche zijn nooit bewezen. Van Assche is dus onschuldig, maar doordat er nooit een proces is geweest kon zijn onschuld voor de rechtbank niet aangetoond worden. Ook dat heeft de controverse gevoed.
Veroordelingen en terechtstellingen
Broeder Leo werd op 2 mei 1943 gearresteerd en broeder Joannes de dag erna. Gaston Roelandts werd gearresteerd op 13 mei 1943.
Op 7 juli kreeg broeder Leo van de krijgsraad te velde te Brugge 12 jaar dwangarbeid wegens wapenbezit en het niet-inleveren van oorlogsmateriaal. Dit vonnis werd echter door de Militärbefehlshaber von Falkenhausen te licht bevonden en vernietigd. Op 28 juli werd vervolgens, na een nieuwe bijeenkomst van de krijgsraad, het doodvonnis uitgesproken. Dit vonnis werd bekrachtigd op 6 augustus maar voorlopig nog niet uitgevoerd in afwachting van het behandelen van een genadeverzoek ingediend door de abt van de abdij, Modest van Assche. Het genadeverzoek werd echter verworpen op 18 september. Op 20 september werd broeder Leo naar Gent overgebracht en de volgende dag om half acht ‘s morgens werd hij te Oostakker gefusilleerd. Hij stierf zoals hij geleefd had. Bij zijn executie droeg hij een kruis, twee religieuze medaillons, een paternoster en een halsketting van Notre Dame du Carmel.
Van broeder Joannes was de gevangenisarts van mening dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. Albert was op 18-jarige leeftijd een drietal weken verpleegd in een inrichting omwille van een “hysterisch-epileptische stoornis”. Zijn rechtszaak werd dan ook geschorst en de man werd naar Grimbergen gestuurd voor een onderzoek naar zijn geestvermogens. De Duitse dokter was van oordeel dat zijn intelligentie aanzienlijk onder het gemiddelde lag en dat de toerekeningsvatbaarheid door een “epileptische verandering” sterk verminderd was. Met deze verzachtende omstandigheid werd broeder Joannes op 1 oktober 1943 wegens “feindbegünstigung” met wapenbezit en het bezit van een radiotransmissie-toestel dan ook “maar” tot vijf jaar tuchthuis veroordeeld met aftrek van 4 maanden voorarrest. Zo’n veroordeling betekende in de praktijk wel dat de betrokkene naar Duitse gevangenissen en concentratiekampen werd afgevoerd, en geen perspectief meer had om vrij te komen. Broeder Joannes werd omstreeks half oktober op transport gezet naar het tuchthuis Rheinbach bij Siegburg waar hij in een fabriek moest werken. Hij zou er in de zomer van 1944 een longontsteking opgelopen hebben waaraan hij op 25 juni 1944 stierf. Een andere bron verklaart dat hij aan bloedvergiftiging zou gestorven zijn.
Beide broeders werden na de oorlog herbegraven op het kerkhof van de abdij te Steenbrugge.
Na de oorlog werd nabij de brug van Steenbrugge een monument opgericht ter nagedachtenis van Gaston Roelandts. Aan de voorgevel van de abdij werd een bas-reliëf aangebracht ter nagedachtenis aan Modest Van Assche aangebracht.
Een inclusieve herdenking, voor iedereen
De gebeurtenissen rond de abdij van Steenbrugge tonen dat we met de nodige zorg moeten omgaan met het verleden. De zaken liggen gevoelig, ook vandaag nog. De werkgroep Struikelstenen wil geen oordeel vellen over de schuld van de betrokkenen of over de vraag wie wat zou moeten gedaan hebben. We vinden het een niet te ontkennen feit dat verzet tegen de Duitse bezetter, ook gewapend verzet, een legitieme daad is. Of dat op de juiste manier gebeurde, of op een voldoende professionele manier, laten we aan het oordeel van de lezer over. Ook over de houding van dom Modest Van Assche kunnen en willen we niet oordelen: hij heeft blijk gegeven van zorg voor zijn abdij, het welzijn van de burgers rond de abdij en het lot van zijn broeders in gevangenschap. Hij is nooit veroordeeld en dus onschuldig. Maar omdat hij dicht stond bij een aantal vooraanstaande figuren uit de collaboratie is het begrijpbaar dat sommigen, met de beperkte kennis die beschikbaar was meteen na de bevrijding, vermoedden dat Van Assche een rol gespeeld had bij de aanhouding van de verzetsmensen.
Het is belangrijk dat we alle slachtoffers herdenken, en niet enkel deze die we kunnen gebruiken om een hedendaags politiek of ideologisch gelijk te bewijzen. We moeten de feiten en omstandigheden zo volledig en objectief mogelijk vertellen. Niet alleen de grote voormannen verdienen een monument, ook de kleine slachtoffers. Dus ook de beide broeders, die soms weggezet worden als ‘eenvoudig’ of ‘beïnvloedbaar’. Ook de anonieme Duitse soldaten die stierven in de dagen voor de bevrijding en in de tuin van de abdij begraven werden, door hun kameraden en de broeders samen. En ook de vijf leden van de familie Demey, die op 26 januari 1943 stierven bij een geallieerd luchtbombardement langs de Tragelweg, vlakbij de abdij. Onder hen ook een jongen van zeven en zijn zusje van drie jaar. Dat moet de belangrijkste boodschap zijn: oorlog maakt onschuldige slachtoffers.
Bronnen
- Coekelbergs, Roger, Baron e.a. Gedenkboek Inlichtings- en Actie Agenten, Maklu, Antwerpen, 2015.
- Smits, Arnoldus, Dr. o.s.b, Dom Modest Van Assche, Kersten en Vlaming, Stichting Jan Cobbaut, Sint-Pietersabdij, Steenbrugge,1986
- Strubbe, Fernand, Geheime oorlog 40/45, De inlichtings- en actiediensten in België. , Lannoo, 1992
- Verbeke, Gabriël, Voor God, Kerk en Vaderland, Belgische religieuzen tijdens de Tweede Wereldoorlog, De Krijger, Erpe, 2005
- De Craene, Tim, Terechtgesteld, Duitse executies in Oost- en West-Vlaanderen 1941-1944, Flying Pencil, Erembodegem, 2009
- De Craene, Tim, Semper Fidelis? De geschiedenis van de executieoorden Rieme en Oostakker, masterscriptie UGent, 2008 https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/296/059/RUG01-001296059_2010_0001_AC.pd
- https://bel-memorial.org/
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Modest_Van_Assche