René Roets
Dampoortstraat 12, Sint-Kruis
René Roets werd geboren op 13 september 1917, als zoon van Petrus Roets en Sylvie Lambert. In 1940 trouwde hij met Gabriëlle De Meyer. Ze woonden in bij de ouders van René en kregen samen twee dochters: Nicole (° 1941) en Suzanne (° 1942). René Roets had wellicht een opleiding als pasteibakker gekregen, speelde voetbal bij Club Brugge en ging net als zijn vader werken in de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek, aan de Dampoort in Brugge.
Verplicht tewerkgesteld in Duitsland
Op 14 mei 1943 kreeg René Roets het bericht dat hij verplicht in Duitsland moest gaan werken. Alhoewel dat in strijd was met artikel 43 van de Conventie van Den Haag, voerde Duitsland in 1942 de verplichte tewerkstelling in. De nood aan arbeidskrachten was zo groot geworden, dat alles op alles moest gezet worden om de oorlogsproductie niet te laten stilvallen. Eerst rekende de bezetter op vrijwillige tewerkstelling in Duitsland, maar dat leverde ondanks de grote werkloosheid en de propaganda niet voldoende kandidaten op. Men schat dat er tussen juni 1940 en september 1942 ongeveer 200.000 Belgen vrijwillig zijn vertrokken naar Duitsland. De invoering van de verplichte tewerkstelling stuitte op morele bezwaren, onder meer van Kardinaal Jozef Van Roey die vooral tegen de opeising van vrouwen bezwaren had, en op administratieve tegenwerking op alle niveaus in de Belgische administratie. Het verzet vernietigde waar ze kon de lijsten van op te roepen arbeiders in de gemeentehuizen. De bezetter verschool zich achter het argument dat het enkel “asocialen” en “beroepswerklozen” viseerde, maar dat bleek praat voor de vaak te zijn: de opeisingen gebeurden volgens de noden van de Duitse oorlogsindustrie, alle groepen werden systematisch per leeftijdscategorie aangesproken. Stelselmatig werd de druk verhoogd: bedrijfsleiders moesten lijsten van hun personeelsleden maken, in mei 1942 al werden joden zonder onderscheid aan het werk gezet voor bunkerbouw aan de Atlantikwall, de Commissies voor Openbare Onderstand mochten geen uitkeringen meer betalen aan “werklozen die konden werken”. Eind 1943 werd zelfs een Zivilfahndungsdienst opgericht, een hulpkorps van Vlaamse vrijwilligers dat de Duitse Feldgendarmerie moest bijstaan bij de opsporing van onder meer werkweigeraars. Die Zivilfahnders zouden uiteindelijk meer dan 25.000 arrestaties verrichten en zichzelf tot een van de meest zichtbare en gehate collaborateurs maken. Uiteindelijk zouden 300.000 Belgen op een of andere manier verplicht tewerkgesteld worden. Tien procent van hen waren vrouwen. Velen probeerden er onderuit te komen, doken onder of sloten zich aan bij het verzet. Het werk in Duitsland was zwaar, de levensomstandigheden vaak pover en gevaarlijk omwille van de geallieerde bombardementen. Wie geluk had kwam in de landbouw terecht en woonde vaak in bij een boerenfamilie.
Op 19 mei 1943 vertrok René Roets naar Duitsland. Hij werd er samen met andere Vlamingen aan het werk gezet. Een voorbeeld van een dergelijke tewerkstellingsplaats was de ‘Silva Metallwerke’, een fabriek die onderdeel uitmaakte van de ‘Polte Armaturen- und Maschinenfabrik OHG’ en onder beheer stond van het OKH (Oberkommando der Wehrmacht, het opperbevel van de Duitse strijdkrachten). Dit staalconcern was een van de grootste producenten van onder andere munitie in Duitsland. Vanaf 1939 gebruikte het bedrijf buitenlandse dwangarbeiders en in de laatste jaren van de oorlog ook gevangenen uit de concentratiekampen. Met die arbeidskrachten konden de kosten laag gehouden worden en bleef de productie op peil. Aan het einde van de oorlog was zowat de helft van alle arbeidskrachten van het bedrijf dwangarbeiders of concentratiekampgevangenen.
René Roets verbleef in het zogenaamde ‘Junkers Werkheim’, in de Schmidtstrasse 27, Magdeburg-Neustadt, een kamp voor buitenlandse dwangarbeiders.
Terug naar België, onderduiken en bij het verzet
In zijn brieven naar huis beklaagde René Roets zich over het gevaar, de zware levensomstandigheden en het gemis van zijn familie. Hij schreef in één van zijn brieven dat “men alle ogenblikken alarm kan hebben” en dat de dwangarbeiders niet graag gezien waren: “een buitenlander, een vreemde hond”.
Na zeven maanden kreeg hij eindelijk verlof, op voorwaarde dat enkele van zijn werkmakkers zich garant stelden voor zijn terugkeer. Het gebeurde immers vaak dat verlofgangers niet terugkeerden naar hun werk in Duitsland en onderdoken.
Zo ook René Roets. Hij besloot niet terug te keren en dook half maart 1944 onder. Eerst werd hij door Didier de Pierpont, die actief was in het Geheim Leger en later burgemeester werd van Sint-Kruis, ondergebracht bij Rachel Decoene, in haar herberg aan de Baron Ruzettelaan. Ook Decoene was actief in het verzet, zij was groepsleider van het Geheim Leger, de zogenaamde ‘Groep Decoene’. Na enkele dagen werd René Roets naar een ander onderduikadres gebracht, bij André Allaert, een veehandelaar op Vierwege, een gehucht halfweg tussen Oostkamp en Loppem. Ook André Allaert was actief in het verzet, in de groep onder leiding van Rachel Decoene.
Na de oorlog getuigden zowel Didier de Pierpont als Rachel Decoene dat ze René Roets hadden aangeworven als lid en dat hij effectief meewerkte in hun verzetsgroep. De groep verzamelde inlichtingen, vervoerde wapens en munitie, gaf onderdak aan werkweigeraars en geallieerde piloten. Omdat veehandelaar Allaert over een auto beschikte, kon hij vervoersopdrachten uitvoeren voor de groep en benzine stelen van de Duitsers.
Verklikt
Op woensdag 9 augustus 1944 werd André Allaert aangesproken door Yvonne Mermuys uit Varsenare, die vroeg om een onderduikadres voor iemand te regelen. Het bleek evenwel een valstrik te zijn. De man van Yvonne Mermuys, Georges Dejans, was actief in het Partizanenleger en was op 29 juni 1944 daarom gearresteerd. Dejans bood aan om in ruil voor zijn vrijlating te praten. Hij vertelde onder meer over zijn buurman in Varsenare, Alberic Pulinckx, die actief was in het Geheim Leger. Die groep stond in voor sabotageacties op de spoorlijn Brugge-Oostende, zou actief geweest zijn in het opsporen en laten ontsnappen van geallieerde piloten en verzamelde en vervoerde wapens. Tot die groep behoorde niet alleen Alberic Pulinckx, maar onder meer ook Edgard Sabbe uit Sint-Andries en Ferdinand De Lil uit Zedelgem. In de nacht van 12 op 13 juli 1944 vielen de Duitsers de villa van Pulinckx binnen en arresteerden ze in totaal zeventien mannen. Acht van hen zouden de concentratiekampen niet overleven.
Maar Georges Dejans werd ondanks de Duitse beloften niet vrijgelaten. De Geheime Feldpolizei wist Yvonne Mermuys te overtuigen te blijven meewerken en om een valstrik op te zetten. Ze sprak André Allaert aan, vroeg hem om op 12 augustus 1944 naar de Eiermarkt in Brugge te komen en een onderduiker te helpen. Toen Allaert inderdaad verscheen, waarschuwde Yvonne Mermuys de Duitsers en werd Allaert aangehouden. De Duitsers doorzochten zijn boerderij en arresteerden daar “een jongeman”, wellicht Maurice Allaert, 16 jaar, een neef van André Allaert. Wellicht is ook René Roets op diezelfde dag aangehouden.
Yvonne Mermuys werd op 28 mei 1948 veroordeeld tot levenslange dwangarbeid voor de verklikking van onder meer André Allaert en René Roets. Drie mannen die door toedoen van Yvonne Mermuys zijn gearresteerd overleefden de oorlog niet. Ondanks het verraad heeft ook Georges Dejans de oorlog niet overleefd. Hij werd samen met de mannen die hij en zijn vrouw hadden verklikt, afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 13 januari 1945 stierf.
Deportatie en overlijden in Neuengamme
René Roets werd opgesloten in de gevangenis van Brugge en op 1 september 1944 overgebracht naar Gent. Net voor de bevrijding werd een laatste groep gevangenen via Gent en Leopoldsburg naar Duitsland gedeporteerd. Op zondag 10 september kwam hij aan in het concentratiekamp Neuengamme, in de buurt van Hamburg. Daar kreeg hij het gevangennummer 49882.
Na een paar dagen werd René Roets doorgestuurd naar het buitenkamp Dessauer Ufer in de haven van Hamburg. Na een zwaar bombardement op 25 oktober 1944 werden de overlevenden doorgestuurd naar een ander kamp in Hamburg, in de Spaldingstrasse, Hamburg-Hammerbrook (zie foto links: de site van het KZ Hamburg-Hammerbrook in 1951). Dat kamp bestond van oktober 1944 tot april 1945 en er verbleven op het hoogtepunt ongeveer 2000 gevangenen. De gevangenen moesten puin ruimen, lijken bergen, bommen onschadelijk maken en de spoorlijnen repareren: de stad Hamburg was immers zo goed als verwoest door geallieerde bombardementen. De lange en zware arbeid, de permanente honger, de slechte leefomstandigheden, de afwezigheid van sanitaire en hygiënische voorzieningen, de mishandelingen en de vele arbeidsongevallen zorgden ervoor dat de gevangenen snel uitgeput raakten. Bijna de helft van de gevangenen overleefde het niet. In december 1944 alleen al stierven 300 gevangenen. Eén van hen was René Roets. Hij overleed op zondag 10 december 1944, bijgestaan door zijn kameraad Louis Goderis uit Nieuwpoort. Op de overlijdensakte werd als doodsoorzaak ‘hartfalen’ genoteerd, een natuurlijke dood dus, maar de overlijdensakten werden routineus vervalst om de waarheid rond de afschuwelijke omstandigheden waarin de gevangenen werden tewerkgesteld te verdoezelen. Volgens Louis Goderis was de dood van René Roets het “gevolg van opgedane longontsteking, in de regen moeten blijven werken, daarbij nog mishandeld.
Erkenning als weerstander
Gabrielle De Meyer heeft na zijn arrestatie op 12 augustus 1944 niets meer van haar man René Roets vernomen. Pas na de oorlog kwam ze via het Rode Kruis te weten dat hij in december 1944 gestorven was. Op 30 april 1947 werd René Roets erkend als weerstander. Dat gaf zijn weduwe bestaanszekerheid en erkenning.
Het lichaam van René Roets werd wellicht in 1947 gerepatrieerd en herbegraven op het oude kerkhof van Sint Kruis, bij de kerk. Het graf is er nog steeds te vinden. Op een gedenksteen in de gebouwen van de Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek, wordt hulde gebracht aan vier werknemers van de fabriek die de oorlog niet overleefden, waaronder René Roets.
Gabrielle De Meyer hertrouwde nooit en voedde haar twee dochters alleen op. Ze verhuisde begin jaren ‘50 naar een huis wat verderop in de Dampoortstraat. Daar hing tot aan haar dood een ingekaderd portret van René Roets op een prominente plek in huis. Gabrielle De Meyer overleed enkele jaren geleden, op 97 jarige leeftijd.
Onderzoek: Bernard Degraeve
Samenvattende tekst: Karl Duc