Ga naar de inhoud

Léon Van Heester

‘t Zand 19, Brugge

Léon-Hilaire Van Heester werd geboren op 12 juli 1894 in Brugge, als zoon van Léon Henri Van Heester en Eugenie Sofie Vandefackere. Hij was gehuwd met Brigitte De Cock en had geen  kinderen. Léon Van Heester was hotelier en baatte het hotel ‘Le comte de Flandre’ uit op ‘t Zand, het toenmalige stationsplein. Hij was stichtend lid van de Nationale Partij, werd opgepakt in Brugge op 26 januari 1942 en werd tijdens een dodenmars vermoord op 2 mei 1945, ergens onderweg tussen Crivitz en Schwerin, in het noorden van Duitsland.

Stichter van de Nationale Partij en leider in Brugge

Volgens Luc Schepens werd de Nationale Partij voor Koning en Vaderland wellicht in Brussel gesticht door ene Hauquier, die later als leider zou zijn opgevolgd door ene Emmery. In een artikel op de website van Cegesoma wordt beweerd dat de NP in de streek van Brugge ontstond als een afgeleide van de “Leopoldistische beweging – Mouvement Léopoldiste” van burggraaf Charles Terlinden.

De NP was in oorsprong geen verzetsbeweging, maar een Belgisch-nationalistische politieke beweging. De teksten en pamfletten van de NP hadden een autoritair, anti-parlementair en xenofoob karakter. Dat was niet ongewoon in die tijd. De groep bestond uit mensen die niet wilden berusten in de nederlaag van mei 1940 en rond de persoon van koning Leopold een nationale wedergeboorte nastreefden.

Van Heester werd aangesteld als plaatselijk leider te Brugge, daarin bijgestaan door Charles Dhont als secretaris en Xavier della Faille als penningmeester. De NP rekruteerde in kringen van oudstrijders en Leopoldisten. De groep groeide snel en telde ongeveer tweehonderd leden.

Van politieke beweging naar verzetsgroep

De NP was een politieke beweging met leden, lidkaarten en semi-openbare bijeenkomsten. Penningmeester della Faille hield een ledenlijst en betalingen bij, de leden droegen een kenteken, er werd vergaderd in het partijlokaal op ‘t Zand, het hotel van Léon Van Heester.
De Nationale Partij werd op 31 oktober 1940 door de Duitsers verboden, waarna de groep haar activiteiten clandestien verderzette. Langzaam schoof de groep op van een politieke beweging naar een verzetsbeweging.

Er werden pamfletten gemaakt of overgeschreven en verder verspreid, onder meer de beroemde van de Brusselse burgemeester Van de Meulebroucke uit juni 1941 en door vliegtuigen uitgeworpen pamfletten van de Belgische overheid. De NP gaf ook zelf een sluikblad uit, onder de titel “De Vrijheid. Voor Vrijheid, Vorst en Vaderland”, waarvan vier nummers bekend zijn, daterend tussen juni 1941 en juli 1942.
Het hoogtepunt van de activiteiten van de groep was een Belgische manifestatie, aan de vooravond van 21 juli 1941. Jonge sympathisanten namen het rond de markt van Brugge in straatgevechten op tegen de Zwarte Brigade, de militie van het VNV (Het Vlaams Nationaal Verbond, een collaborerende partij). Daarmee liep de Nationale Partij flink in de kijker.

Xavier della Faille nam contact op met Georges Janssens de Bisthoven (°1893 / +1973) en stelde de Nationale Partij ter beschikking van de voorlopers van het Geheim Leger. Janssens de Bisthoven was beroepsmilitair, woonde aan het Astridpark en was één van de leidende figuren van de voorlopers van het Geheim Leger (Phalange, Belgisch Legioen). Aan het einde van de oorlog was hij sectorcommandant van het Geheim Leger in de streek Brugge-Oostende.

Er werd een begin gemaakt met het inwinnen van inlichtingen die aan de Engelsen moesten worden doorgegeven. Leden van de NP noteerden nummerplaten en herkenningstekens van Duitse voertuigen en maakten schetsen van militaire installaties. De NP beschikte wel niet over middelen om die inlichtingen aan Londen door te geven. Georges Michotte schreef daarover: “Ik veronderstelde dat de Engelsen de elementaire voorzorg hadden genomen in de streek de middelen achter te laten om zich in te lichten over de Duitse bedoelingen, en in deze optiek paste ik de enig mogelijke methode toe hun de inlichtingen te laten geworden, voor zover zij niet reeds op de hoogte waren. Het volstond ze mee te delen aan ieder betrouwbaar persoon met verzoek dit aan anderen door te zeggen. Degene die de inlichtingen moet vernemen en de middelen heeft om deze ter bestemming te brengen hoeft slechts zijn oren open te houden en de inlichtingen te controleren vooraleer deze door te geven.” Ze gingen er dus van uit dat iemand ooit zou horen van de bereidheid van sommigen in de NP om als inlichtingenagent op te treden en dat ze contact zouden maken met mensen die wel over de middelen beschikten om inlichtingen aan Londen door te geven. Léon Van Heester kwam – het is niet duidelijk op welke manier – in contact met Emmanuel Hobben, de zending ‘Williams’.

Emmanuel Hobben en de zending ‘Williams’

‘Williams’ was de codenaam van een zending onder leiding van Emmanuel Hobben, een Belgische inlichtingen agent die door de Engels SIS (Secret Intelligence Service, beter bekend onder de naam MI6, een Britse buitenlandse inlichtingendienst) was opgeleid. Hobben was tijdens de eerste wereldoorlog gedetacheerd bij de Britten als vertaler voor de Belgische inlichtingendiensten en vluchtte na de achttiendaagse veldtocht naar Engeland. Daar werd hij gerekruteerd door de SIS. Zij dropten Hobben op 11 januari 1941, vroeg ‘s morgens, in de buurt van Andenne. Hij had een radiozender, 250.000 frank en een revolver bij zich. Diezelfde avond nog klopte Hobben aan bij bekenden van hem in Antwerpen en begon hij aan de uitbouw van zijn netwerk. Hij legde contacten met mensen die actief waren in de haven van Antwerpen en probeerde zijn radio aan de praat te krijgen. Toen dat niet lukte, verhuisde hij zijn zender naar Sint-Kruis, in de veronderstelling dat hij daar beter verbinding kon krijgen omdat hij wat dichter bij Engeland zat. Hij verbleef in Brugge bij Ludovica Van den Broeck en legde contact met een vijftal mensen uit de Nationale Partij, die hem militaire inlichtingen over de kuststreek bezorgden. Maar omdat de radio bleef haperen, keerde Hobben terug naar Antwerpen en zocht hij technische hulp. Samen met radiotechnicus Fernand Bayet kregen ze de radio uiteindelijk aan de praat en kon hij op 9 februari 1941 voor het eerst contact leggen met Londen. Ze stelden de radio op in het centrum van Antwerpen, in een appartement van rijkswachter Gaston Sody, en van daaruit zonden ze meerdere keren per week uit, tot 22 april 1942. In de Engelse archieven is te lezen dat ze een dertigtal berichten naar Londen stuurden en dat de waarde van de inlichtingen goed was: ‘considerable information’.

De Duitsers spoorden dit soort radio-uitzendingen actief op via een gespecialiseerde dienst, de ‘Funkabwehr des Oberkommandos der Wehrmacht’. Zij waren de uitzendingen vanuit het appartement in het Antwerpse stadscentrum op het spoor vanaf half maart 1941. Op 22 april vielen ze het appartement binnen, arresteerden alle aanwezigen en vonden er wapens, zendapparatuur, geld en heel wat papieren. Ze zetten er ook een zogenaamde ”muizenval” op: iedereen die langskwam in het appartement in de dagen na 22 april werd gearresteerd. In totaal werden 26 mensen gearresteerd. Op 26 juli 1942 ging een proces van start in Charlottenburg bij Berlijn. Tien mensen, waaronder Emmanuel Hobben, werden ter dood veroordeeld en geëxecuteerd, op 11 november 1942. Van de groep van 26 arrestanten overleefden slechts zeven de oorlog.

De clandestiene NP verraden door Prosper De Zitter

De Duitsers waren de NP al voor de arrestatie van Hobben op het spoor: er werden al heel wat leden aangehouden in juli 1941. Om de contacten van Hobben verder na te gaan schakelden ze hun agent Prosper De Zitter in, en zo kwam de NP opnieuw in het vizier.

De Zitter werd geboren in Passendale in 1893, maar vluchtte na een veroordeling wegens verkrachting naar Canada en keerde in 1938 terug naar België. In het begin van de bezetting trad hij in dienst van de Duitse contraspionage SIPO-SD. Dankzij zijn perfecte Engels lukte het hem keer op keer om zich voor te doen als een Engelse agent en zo te infiltreren in verzetsgroepen. Hij zou 12.000 verzetslieden verklikken en in 1948 samen met zijn vriendin Florentine Giralt door het Belgisch gerecht ter dood veroordeeld en gefusilleerd worden.

De Zitter nam de plaats in van Emmanuel Hobben en deed zich voor als ‘agent Jack Williams’. In de Nationale Partij was er verdeeldheid over wat er zou moeten gebeuren met de ‘Engelse agent’. Sommigen zouden enthousiast geweest zijn over zijn komst en zijn verhaal, anderen waren wantrouwig en wilden hem niet toelaten in de beweging. Uiteindelijk werd er wel contact gelegd, zodat De Zitter zicht kreeg op de groep en wie er lid van was. Het zou het einde betekenen van de groep.

Het einde van de Nationale Partij

De Duitsers maakten van de commotie rond 21 juli gebruik om eerst acht van de betrokkenen bij de rellen aan te houden  en later, op 26 en 27 juli 1941, ook de drie leiders van de Nationale Partij Léon Van Heester, Charles Dhont en Xavier della Faille, samen met nog negen anderen. Allen werden veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Op 14 september werden de leiders van de NP vrijgelaten, maar enkele maanden later, in januari 1942, opnieuw opgepakt. De vader van één van de jonge arrestanten was zich bij generaal von Falkenhausen, de bevelhebber van het Duitse militaire bestuur in België en Noord-Frankrijk, gaan beklagen dat de leiders van de Nationale Partij waren vrijgelaten maar zijn zoon niet. De Duitsers pakken uiteindelijk de leiders en kort daarna nog tientallen leden van de Nationale Partij opnieuw op. Na een kort verblijf in het Pandreitje, de Brugse gevangenis, werden ze naar de gevangenis van Sint-Gillis in Brussel gebracht en op 24 maart 1942 naar Duitsland afgevoerd. Ze werden eerst in Lübeck en later in Fuhlsbüttel bij Hamburg opgesloten. In mei 1942 werden ze in Essen voor een Duitse rechtbank gebracht. Er volgde een verrassende uitspraak. Carlo De Groot kreeg de doodstraf plus zes maanden, Georges Michotte de doodstraf plus twee jaar, Georges Pacque en Norbert Courtoys werden tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. De anderen werden vrijgesproken, dankzij de moedige en slimme aanpak van de hoofdverdachten, die de acties van de NP hadden kunnen voorstellen als niet anti-Duits en Nieuwe-Orde Gezind. De ter dood veroordeelden kregen enkele maanden later gratie, hun straf werd omgezet in tien jaar tuchthuis. Het ‘milde’ vonnis betekende echter niet dat de gevangenen werden vrijgelaten: ze zouden allemaal in ‘Nacht und Nebel’ verdwijnen in de concentratiekampen. Léon Van Heester werd na het proces opgesloten in het tuchthuis van Lüttringhausen, daarna werd hij afgevoerd naar het kamp van Esterwegen. Later werd hij naar Oranienburg-Sachsenhausen afgevoerd, net ten noorden van Berlijn, waar hij in de Heinkel-vliegtuigfabrieken werd tewerkgesteld. Bij het naderen van de Russen in de lente van 1945 werd het kamp ontruimd en werden de gevangenen op ‘dodenmars’ gestuurd. Van de 32.000 gevangenen die weggedreven werden uit Oranienburg-Sachsenhausen, zouden er slechts 9.000 overleven. Léon Van Heester werd op 2 mei 1945 vermoord, op weg van Crivitz naar Schwerin, volgens sommigen door mannen van de SS-vrijwilligersbrigade Langemarck.

Van de 41 gevangenen van de Nationale Partij in Brugge zouden velen de Duitse terreur niet overleven, onder wie Beranger Hostens, Xavier della Faille d’Huysse, Pierre Buysse, Albert Cambier, Armand en Carlo De Groot, August De Rous, Charles DHont, Joseph Gallet, Albrecht Janssens, Henri Lebacq Henri, Roger en Raoul Lombaerts, Georges Pacque, Camiel Peuteman, Roger Rau, Roland Van de Walle en Leopold Verbrugghe.

Door de aanhoudingen kwam er een einde aan de werking van de Nationale Partij in Brugge. Zij die aan arrestatie konden ontkomen, maakten in veel gevallen de overstap naar andere verzetsbewegingen in het Brugse. Lucien Vrielynck en Henri Demeyer brachten een Brugse Partizanengroep samen, anderen zoals Roger Rau kwamen in de RVJ terecht, nog anderen zouden in de voorlopers van het Geheim Leger terechtkomen. Ook Albert Cambier en Jan Guilini, die actief waren in het inlichtingennetwerk Moujick, waren lid. In die zin kan de Nationale Partij beschouwd worden als de bakermat van vele andere verzetsgroepen in de regio.

Léon Van Heester werd postuum erkend als agent IAD (Inlichtingen- en Actiedienst) met de graad van Adjudant, voor zijn werk in de zending ‘Williams’.

Bronnen:

  • Luc Schepens, Brugge bezet
  • Gesprek met de familie Van Heester, januari 2025
  • Cegesoma, https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/nationale-partij-de.html
  • Marie-Paule d’Udekem d’Acoz, Voor Koning en Vaderland. De Belgische adel in het Verzet, Tielt, Lannoo, 2002
  • Stad in verzet: Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog, Nico Wouters ea
  • Le Parti National 1940-1945. Récit d’un condamné à mort, Georges Michotte, 1982
  • website VOPGV (offline)