Ga naar de inhoud

Edgard Sabbe

Sint-Ewoudstraat 35, Sint-Andries

Edgard Sabbe werd op 13 december 1892 geboren in Sint-Andries. Hij was gehuwd met Germaine Michiels en samen hadden ze vijf dochters: Marie José, Helena, Bertha, Rosa, Jeannine. Het gezin woonde in de Sint-Ewoudstraat 29. Edgard Sabbe was timmerman van opleiding maar diende als beroepsmilitair in het 4e en 24e Linieregiment. Hij was oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog en is meermaals gehuldigd voor zijn verdiensten. In een brief uit 1948 herinnerde zijn overste Edgard als ‘de beste van al mijnen mannen: gedienstig en altijd content en bovenal een goed Belg die de Duitschen niet moest hebben’.

Edgard Sabbe als militair, en het gezin Sabbe-Michiels in de jaren ‘30

Het Geheim Leger

Zoals veel beroepsmilitairen was Edgard Sabbe actief in het Geheim Leger. Het Geheim Leger ontstond uit heel wat verschillende lokale verzetskernen die geleidelijk aan samen smolten. Ze zochten en vonden contact met de Belgische regering in Londen en opereerden vanaf voorjaar 1944 onder de naam ‘Geheim Leger’ of ‘Armée Secrète’. De opdracht van het Geheim Leger bestond voor de geallieerde landing uit het zich voorbereiden op die landing: inlichtingen verzamelen, mannen trainen, wapens verzamelen, op bevel van Londen sabotage plegen. Kort voor de landing in Normandië op 6 juni 1944 kreeg het Geheim Leger de opdracht actiever te worden: het treinverkeer verstoren, bruggen vernielen, troepentransporten bemoeilijken, telefoonlijnen doorknippen… Kortom, op allerlei manieren de bewegingen van de Duitsers hinderen en de opmars van de Geallieerde troepen vergemakkelijken. Tijdens en na de bevrijding hielp het Geheim Leger de geallieerde troepen ook met gids- en verkenningsopdrachten of het bewaken van krijgsgevangenen.

De ‘Groep Pulinckx’

Edgard Sabbe was vanaf 1942 of 1943 actief in de zogenaamde ‘Groep Varsenare’ of ‘Groep Pulinckx’, genoemd naar bevelhebber Alberic Pulinckx (foto). De groep zou heel actief geweest zijn met onder meer het inwinnen van inlichtingen, verzamelen van wapens en het plegen van sabotage. Wat de groep precies gedaan heeft is minder goed gedocumenteerd omdat de groep als enige van het Geheim Leger in de Brugse regio in zijn geheel is uitgeschakeld door de Duitse bezetter. Ook Pulinckx zelf werd aangehouden en stierf in het KZ Neuengamme, in december 1944.
De groep kwam samen in de villa Pulinckx om naar de Engelse radio te luisteren, orders te ontvangen en afspraken te maken. Jan Formesyn uit Koekelare, één van de leden van de groep die de nazi-kampen overleefde, vertelde daarover: “Een of tweemaal in de week hadden wij vergadering van de groep oversten van het verzet, waar wij dan een uiteenzetting kregen over de toestand en nieuwe orders kregen.” Het actiegebied voor sabotage van de groep was de spoorlijn Brugge-Oostende. Ze zouden ook zeer actief geweest zijn in het opsporen en laten ontsnappen van geallieerde piloten. De groep was ook betrokken bij het vervoer van wapens, onder meer een partij van twintig stenguns die in Velzeke gedropt waren. Die wapens werden tijdelijk opgeslagen bij Pulinckx en deels ook bij Ferdinand De Lil in Zedelgem, in afwachting van de verhuis naar een veilige plek in Beernem.

Verraad en arrestatie

In de nacht van 12 op 13 juli 1944 viel de Geheime Feldpolizei (GFP, een onderdeel van de Wehrmacht die instond voor onder meer de bestrijding van binnenlands verzet) binnen in de villa te Varsenare. Alle aanwezigen werden gearresteerd en hardhandig ondervraagd. De GFP bleef het huis nog dagenlang bezetten en arresteerde iedereen die langskwam. In totaal werden zeventien verzetsmannen opgepakt. Slechts enkele leden van de groep konden aan de arrestatie ontsnappen.

Er zijn twee versies over de manier waarop de groep zou zijn verraden. In één versie zou de dochter van één van de leden contact gehad hebben met Duitse soldaten, in een andere zouden de buren van Pulinckx hem verraden hebben. De buurman was actief bij de Partizanen, werd samen met zijn zoon opgepakt door de Duitsers en daarop zou zijn vrouw een en ander verteld hebben in de hoop haar eigen man en zoon terug vrij te krijgen. Van die vrijlating kwam niets in huis: de buurman van Pulinckx werd ook naar de kampen afgevoerd en overleed in Neuengamme in januari 1945. Na de oorlog is tegen de buurvrouw een proces wegens verklikking gevoerd, maar het vonnis werd uiteindelijk in cassatie vernietigd.

Volgens een dochter van Edgard Sabbe zou er te veel beweging van mensen geweest zijn in en rond de villa Pulinckx. Te veel mensen zouden van de verzetsactiviteiten geweten hebben.

Van het Pandreitje naar de nazikampen

Edgard Sabbe was één van de zeventien mannen die werden opgepakt in de villa Pulinckx. Hij zat tot in september 1944 in de Brugse gevangenis aan het Pandreitje. Zijn dochter Bertha zou gezien hebben dat hij op de trein gezet werd, weg van Brugge. Hij werd daarna opgesloten in Gent en gedeporteerd naar Duitsland. Hij kwam in het concentratiekamp Mauthausen terecht, in de buurt van Linz in Oostenrijk, en later in Sachsenhausen en uiteindelijk Neuengamme, in de buurt van Hamburg. Hij werd meteen doorgestuurd naar het buitenkamp Salzlgitter-Watenstedt, gelegen tussen de gemeenten Salzgitter en Wolfenbüttel. Het was het grootste buitenkamp van Neuengamme, opgericht in mei 1944, waar de ruim 2.000 mannen en 800 vrouwen dwangarbeid moesten verrichten in de ‘Stahlwerke Braunschweig’, een onderdeel van het concern ‘Herman Göring Reichswerke’. In Salzgitter produceerde men munitie en granaathulzen (foto: een productiehal in Neuengamme, foto van het ‘Neuengamme Concentration Camp Memorial’, 1944/45. ANg 1986-7393). Edgard Sabbe zou ook als timmerman ingezet zijn in de kampen. Hij overleed aan ontbering in het kamp Salzgitter-Watenstedt, op 26 januari 1945. Op de overlijdensakte werd als doodsoorzaak ‘gehirnschlag’ (een beroerte) vermeld, maar dat is niet geloofwaardig: alle overlijdens in de kampen werden vermomd als natuurlijke overlijdens.

Erkenning als weerstander

Zijn vrouw en kinderen bleven na zijn arrestatie in het ongewisse over zijn lot. Ook na de bevrijding van Brugge in september 1944 bleef het onduidelijk waar Edgard was. Pas na het einde van de oorlog en de terugkeer van een aantal overlevenden van de concentratiekampen vanaf mei 1945 kwam de familie het lot van Edgard stukje bij beetje te weten. Ze spraken overlevenden aan, die op hun beurt weer anderen aanspraken: de ene had Edgard in dat kamp ontmoet, een andere wist dat hij naar het volgende kamp werd doorgestuurd, enzovoort. Er komt ook een lange briefwisseling op gang om erkenning te krijgen als weerstander. Uiteindelijk wordt Edgard Sabbe erkend voor “bespieding, sabotage, bezit van wapens”. In 1961 werd het stoffelijk overschot van Edgard Sabbe opgegraven in Duitsland, teruggebracht naar Brugge en herbegraven op de begraafplaats van Sint-Andries. Van de groep Pulinckx zouden acht van de zeventien opgepakte leden de oorlog niet overleven: naast Edgard Sabbe stierven ook Alberic Pulinckx, Ferdinand De Lil, Raymond Seynaeve, Edmon Vermeersch, Raphael Van Huffel en de broers Karel en Lodewijk Formesyn in de nazikampen.