Ga naar de inhoud

Benoit Storme

Eiermarkt 9, Brugge

Benoit Storme werd geboren in Brugge op 20 juli 1919 als zoon van Julianus Storme en Florentine Guerette. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is hij gehuwd met Cecile Devreese en is hij bakker op de Eiermarkt, huisnummer 10 (het huidige restaurant Malpertuis, nummer 9).

Hij sluit zich tijdens de oorlog aan bij de verzetsgroep ‘La Sarcelle’. De groep werd verraden en de meeste leden werden opgepakt. Benoit Storme kon eerst ontkomen en raakte betrokken in een verzetsgroep die aangesloten was bij het Geheim Leger. Op 16 april 1943 werd hij gearresteerd en uiteindelijk naar Duitsland gedeporteerd. Na twee jaar werd hij bevrijd door de Amerikanen in concentratiekamp Nordhausen. In juni 1945 keerde hij terug naar Brugge.

Verzetsgroep ‘La Sarcelle’

La Sarcelle (Frans voor ‘taling’, een eendensoort) was een rechtsgeoriënteerde verzetsbeweging, die ontstond uit het “Légion Nationale”. Het Légion Nationale was een vooroorlogse fascistische beweging, onder leiding van de Luikse advocaat Paul Hoornaert. Na de Duitse inval zuiverde Hoornaert alle Duitsgezinde leden weg uit zijn beweging en zocht hij contact met de voorlopers van het Geheim Leger. Hoornaert werd in april 1942 door de Gestapo aangehouden en stierf in 1944 in een Duits gevangenis in Sonnenburg.

In de regio Brugge-Oostende-Wenduine telde La Sarcelle zowat 140 leden. De groep werd het slachtoffer van Prosper Dezitter. Dezitter werd geboren in Passendale in 1893, maar vluchtte na een veroordeling wegens verkrachting naar Canada en keerde in 1938 terug naar België. Tijdens de bezetting trad hij in dienst van de Duitse contraspionage SIPO-SD. Hij infiltreerde heel wat verzetsgroepen en zou 12.000 verzetslieden verklikken. Dezitter werd in 1948 samen met zijn vriendin Florentine Giralt ter dood veroordeeld door het Belgische gerecht en gefusilleerd.

Dezitter deed zich voor als een Engelse agent en speelde aan de Duitsers door waar en wanneer een koerier die op weg was met inlichtingen voor Engeland kon onderschept worden. Kort daarna werd de Brugse leider van de groep, Léopold Jacquemin, opgepakt. Hij werd ter dood veroordeeld en onthoofd in Dortmund op 27 januari 1944. In totaal werden 26 leden van La Sarcelle opgepakt en minstens 14 van hen overleefden de oorlog niet. Midden 1942 was La Sarcelle opgedoekt, de overgebleven leden sloten zich aan bij het Légion Belge, dat later opging in het Geheim Leger.

Het Geheim Leger

Benoit Storme is aan de arrestaties in 1942 ontsnapt en werd pas op 16 april 1943 gearresteerd. Hij zou kort daarvoor, op 20 maart 1943, lid geworden zijn van het Geheim Leger, via zijn bakkersknecht. De reden of omstandigheden van zijn arrestatie zijn niet bekend. Zijn vrouw is op dat moment zwanger en bevalt drie maanden later van een zoon (Benoit junior, ° juli 1943).

Volgens de documenten die hem na de oorlog officieel tot “weerstander” verklaarden, houdt hij zich binnen de groep bezig met het overbrengen van documenten en berichten: “Koerier; overbrengen van inlichtingen, documenten (plans) van onbekende agent te Brugge naar onbekende agent te Oostende. Ik haalde deze documenten op afgesproken verschillende plaatsen, verberg ze tot den zaterdag en trok dan ermede naar afgesproken plaats bij Oostende (steenweg Nieuwpoort-Oostende).” 

Een stuk uit het dossier waarbij Benoit Storme erkend werd als weerstander.

Bevrijd uit de hel van KZ “Nordhausen – Boelcke-kaserne”

De bevrijding in het KZ ”Nordhausen-Boelcke-kaserne” verliep bijzonder dramatisch. De kazerne was de laatste maanden van de oorlog de plek geworden waar alle zieke en werkonbekwame gevangenen van het hele KZ-complex Dora-Mittelbau verzameld werden. In Dora-Mittelbau hakten gevangenen een gangenstelsel uit in de Kohnsteinberg om er de productielijnen van de V1 en V2 raketten in onder te brengen: het werk en de levensomstandigheden waren er uitzonderlijk zwaar en uitputtend.

De zieke gevangenen werden naar de Boelcke-kazerne gebracht en opgesloten in grote garages, op een betonnen vloer, zonder bedden of verzorging. De gevangenen werden aan hun lot overgelaten en stierven massaal: tussen februari en april 1945 overleden 3500 gevangenen.

Op 3 en 4 april 1945 werd Nordhausen en ook de Boelcke-kazerne gebombardeerd door de geallieerden. Een deel van de kazerne werd verwoest en daarbij kwamen vele gevangenen om. Ook de omheining was deels vernield en er ontstond algemene chaos: honderden zieke en stervende gevangenen probeerden zich in veiligheid te brengen, bewakers en SS’ers schoten lukraak gevangenen dood. Pas op 11 en 12 april werd het kamp bevrijd door Amerikaanse troepen. Er werd een veldhospitaal opgezet om de nog levende gevangenen te redden, huizen in de omtrek werden opgeëist om de zieke gevangenen onder te brengen en te verzorgen. Er werden 2400 overal verspreid liggende doden bijeengebracht en begraven, waarbij ook Duitse burgers verplicht ingezet werden (foto: de bijeengebrachte lichamen op de binnenplaats van de Boelcke-kaserne, links de schade door de bombardementen van 3-4 april 1945).

Terug thuis

Kort na zijn bevrijding wordt de gezondheidstoestand van Benoit Storme omschreven als ‘slecht’, weegt hij nog 51 kg, heeft hij een wonde aan zijn linkervoet en lijdt hij aan nierproblemen (albuminurie) en aan dysenterie. Op 3 mei werd hij o.a. met René Lambrecht (die later zijn memoires schreef onder de titel “Wij, Muselmänner”) per vliegtuig overgebracht naar Mourmelon-le-Grand bij Reims. Het duurde dan nog tot vrijdag 8 juni voordat Benoit met hulp van het Rode Kruis per trein via Parijs en Brussel naar huis kon. Op 23 juni werd hij – in gevangenisplunje – gehuldigd als politiek gevangene (foto bovenaan).

Benoit heeft na de oorlog nooit gesproken over zijn ervaringen in de kampen, het onderwerp was taboe. De familie meent te weten dat hij onderworpen werd aan medische experimenten. Zijn wonden van het zware werk zouden ook met zout ingewreven zijn. Hij zou zware arbeid hebben moeten leveren, onder de grond: stenen kappen en naar boven halen. Dat laatste komt alvast overeen met wat we weten over het kamp Dora-Mittelbau.

Na de oorlog heeft Benoit Storme nog een zoon gekregen en is hij verder werkzaam geweest als bakker. Hij stierf in augustus ‘63, op 44-jarige leeftijd, in Knokke.